De Slow Food Professionals Community verbindt Food Professionals die werken aan een duurzamer, gezonder en eerlijker voedselsysteem. De community barst van de inspirerende verhalen. Iedere maand lichten we er een uit.
Op tien kilometer ten westen van het centrum van Amsterdam vind je GroenHartig: 0,4 hectare vol bijzondere groenten, fruitsoorten, kruiden en bloemen die oprichter Michel Kegels met zijn team voor restaurants en groentepakketten teelt. Met een achtergrond in permacultuur en voedselbossen koos Michel in 2017 voor groenteteelt, maar invloeden van agroforestry zijn nog altijd zichtbaar. Middenin zijn stadse oase vertelt hij ons over het hoe, wat en waarom van zijn werk.
Waarom koos je met jouw achtergrond in voedselbossen toch voor een tuinderij?
“Permacultuur en voedselbossen vind ik inspirerende vormen van landbouw, maar ik denk niet dat er één specifieke richting is die we met zijn allen op moeten. Voor voedselbossen moet je vaak eindeloos subsidies aanvragen, dat is niks voor mij. Daarom begon ik met groenten: er is vraag naar en het vergt een relatief lage investering. Toen ik begon, had je YouTube kanalen als Urban Farmer en The Market Gardener. Via hen kreeg ik ideeën over verdienmodellen, wat er kon en hoe ik het wilde doen.”
“Elementen van agroforestry pas ik op de tuinderij wel toe, zoals struiken aanplanten tegen de wind, voor insecten, maar zeker ook voor wat oogst. Misschien krijgt het een grotere rol als we ooit meer ruimte hebben. Het heeft veel voordelen: struiken en bomen breken de wind, je vergroot de biodiversiteit en het levert mooie producten op.”
Je teelt in de stad, voor de stad. Waarom vind je dat belangrijk?
“Ik denk dat we de stad zoveel mogelijk moeten gaan voeden vanuit de stad zelf, om haar weerbaar te maken. En het is praktisch, want distributie door het hele land wordt voor ons te ingewikkeld. Daarvoor is de schaal waarop we nu telen ook te klein. Iets meer focus op de regio zie ik wel zitten, maar ik zou niet door heel het land willen leveren. Er is zoveel gaande in Amsterdam dat er hier genoeg groeimogelijkheden zijn.”
Denk je dat er in Nederland meer ruimte is voor dit type landbouw?
“Ja, zeker. Er komen in Nederland steeds meer CSA’s en zelfoogsttuinen. Ik denk niet dat dit soort initiatieven de oplossing zijn om de wereld te voeden, maar ik denk wel dat ze een belangrijke plek hebben in het voedselsysteem. Tuinderijen met een focus op restaurants, zoals wij het doen, zijn schaarser. Werken met de horeca kan best uitdagend zijn, want ze zijn vaak gewend ’s avonds te bestellen en het de volgende ochtend in de keuken te hebben. Dat vereist toch wel een iets andere benadering.”
Wat voegen lokale tuinderijen, CSA’s en zelfoosttuinen toe aan het voedselsysteem?
Op deze schaal kun je weer gewassen telen die in het industriële voedselsysteem verloren zijn gegaan. De reden dat ik graag met restaurants werk, is dat vernieuwende chefs er over het algemeen voor open staan om ook met nieuwe producten te werken. Dat we nu pastinaak of andere vergeten groenten kunnen kopen bij de supermarkt is omdat restaurants zoals de Librije het weer op de kaart hebben gezet. En ik denk dat restaurants dezelfde rol kunnen vervullen voor de kastanje, pawpaw, duindoorn, rozenbottel of de appelbes.
Met dat idee zijn we ook onze groentepakketten gestart tijdens Covid. Mensen die onze pakketten afnemen, waarderen het dat er af en toe dingen in zitten die ze niet kennen. Ze krijgen er een recept bij in de nieuwsbrief en leren wat ze ermee kunnen doen.”
Waarom is die diversiteit belangrijk?
“Hetzelfde wat voor lokaal geldt, geldt ook voor divers: het maakt je weerbaarder. Als we straks geen bananen meer kunnen eten, is het fijn dat we vergelijkbare soorten hebben die wel beschikbaar zijn. Een mooi voorbeeld is de pawpaw, een wilde fruitboom die lijkt op andere tropische soorten zoals de cherimoya, die door inheemse gemeenschappen in Noord-Amerika is gecultiveerd. Het fruit is nooit in de industriële landbouw terechtgekomen omdat het niet te bewaren is, je moet de oogst meteen opeten of verwerken. Het voordeel is dat hij in halfschaduw nog steeds productief is, dus het is een fantastische plant om te integreren in een lokaal agroforestry systeem, ook in Nederland.”
Hoe kijk je aan tegen het aanplanten van exotische rassen ten opzichte van het terugbrengen van inheemse soorten?
“We eten al heel veel dingen die hier niet vandaan komen. Pompoenen en aardappelen horen hier helemaal niet thuis. Als we een plant goed in ons klimaat kunnen telen, zie ik niet in waarom we dat niet zouden doen. Maar we telen op de tuin ook inheemse ‘vergeten’ gewassen. De sint-jansui en de citroenboon, beide Ark van de Smaak gewassen, zijn cultuurgewassen die we in stand willen houden. Het past binnen wat we doen en er is vraag naar, dus dat is win win.
Dat geldt overigens ook voor open versus hybride zaden: ik denk dat er een rol is voor allebei. Het is belangrijk om open rassen te behouden en behoeden tegen uitsterven en tegelijkertijd spelen hybride rassen een grote rol in onze voedselproductie.”
Hoe idealistisch ben je?
“Ik begon het bedrijf uit idealisme. Maar het dogmatische idealisme dat je vaak in de wereld ziet, is in de landbouw mijns inziens niet praktisch of wenselijk. Je moet ook pragmatisch zijn als je productie wil draaien. Helemaal aan het begin had ik het idee om no till te telen, dus zonder de bodem te keren, om het bodemleven zo min mogelijk te verstoren. In de praktijk doen we dat grotendeels, maar blijkt dat we soms toch gericht bodemkerend moeten werken om de bedden klaar te maken voor bepaalde gewassen.
Het probleem in veel gebieden in de wereld is dat dingen als spitten en spuiten de standaard zijn. Dat is dus niet wat we hier doen. We zoeken constant naar een balans tussen idealisme en de praktijk. Ik gebruik uitsluitend biologische bestrijding, daar ben ik dan weer wel dogmatisch in. En we zaaien in het najaar groenbemesters in en mulchen de bodem met compost zodat hij beschermd is tegen zware regen.”
Is er ruimte voor groei?
“Toen ik startte, was groei wel het doel. En nog steeds. Inmiddels hebben we een tweede tuin verderop bij Unbound. Ik vind het fantastisch om uit mijn eigen tuin te eten maar ik doe het ook om, op kleine schaal, de wereld te voeden. In ieder geval mensen ook buiten mijn directe kring. Het is mijn doel om een hub te worden voor lokale voedselproductie. Daarom werken we ook veel samen met tuinders uit de buurt voor het vullen van de pakketten. Zelf telen we dan de bijzonderdere gewassen die je elders niet kan krijgen, of die gewoon goed passen op onze schaal.”
GroenHartig is lid van de Slow Food Professionals Community: dé community voor Food Professionals die werken aan een betere voedselketen. Meer weten of lid worden? Klik hier.
Tekst & fotografie: Merel Nolet